In deze en aankomende sportzomers gaat ‘t argument "sport = geen politiek" niet meer op

Het argument 'sport is geen politiek' gaat niet meer op

Radboud Recharge DONDERDAG 3 JUNI 2021

Onlangs zaten vertegenwoordigers van Amnesty International, de KNVB en wetenschappers met elkaar aan tafel om het over mensenrechten en sport te hebben. Een bescheiden historisch piketpaaltje, wil initiatiefnemer en historicus Paul Reef dat wel noemen. ‘Dat de KNVB überhaupt ingaat op zo’n uitnodiging was vijf jaar geleden ondenkbaar geweest.’

Ruim veertig jaar geleden voerden Freek de Jonge en Bram Vermeulen flink actie tegen de deelname van het Nederlands Elftal aan het WK voetbal 1978 in de dictatuur Argentinië. ‘We gaan naar Argentinië, waar dagelijks wordt gemoord. Maar daar is nu eventjes geen tijd voor, zojuist heeft Rep gescoord’, zongen ze onder meer. Nederland ging toch. De KNVB dácht er niet over om gehoor te geven aan de actievoerders. ‘Zij waren koning voetbal en tegenstanders lastige activisten’, vat promovendus Paul Reef het samen. Daarin stond de KNVB niet alleen. Ook internationale sportorganisaties schoven mensenrechten tot heel recent als ‘politiek’ – en dus buiten de sport – terzijde.

Meer druk

Op het eerste gezicht lijkt er maar weinig veranderd. Het WK voetbal vindt in 2022 plaats in Qatar, waar inmiddels duizenden arbeidsmigranten om het leven kwamen bij de bouw van stadions. China maakt zich op voor de Olympische Winterspelen, terwijl het ondertussen tienduizenden Oeigoeren opsluit in heropvoedingskampen. Maar er is wel degelijk verandering gaande, zegt Reef. ‘Sportorganisaties voelen de druk om zich politieker te engageren. Niet alleen vanuit organisaties als Amnesty International, maar voor het eerst ook vanuit regeringen vanwege mensenrechtenschendingen. Nancy Pelosi bijvoorbeeld, voorzitter van het Huis van Afgevaardigden van de VS, riep recent op tot een diplomatieke boycot van de Spelen in China.’

Vorige week hield Reef samen met hoogleraar sportgeschiedenis Marjet Derks een expertmeeting waarbij sportwetenschappers uit Nederland en België, sportjournalisten, mensen van de KNVB en Amnesty International met elkaar aan tafel zaten. ‘Het gaat nu vaak alleen over het huidige protest in Qatar’, zegt Reef. ‘Het leek ons goed om uit zoomen en ontwikkelingen uit te diepen over de relatie tussen sport en politiek vanuit internationaal en historisch perspectief. In de afgelopen tien jaar is er veel veranderd in de sportwereld, mensenrechten maar ook andere maatschappelijke kwesties als racisme zijn belangrijker geworden. Dat de KNVB überhaupt ingaat op een uitnodiging als deze, was vijf jaar geleden misschien ondenkbaar geweest.’

Sport is wél politiek

Want dat er niet langer geschermd kan worden met het argument ‘sport is geen politiek’, is sportorganisaties inmiddels duidelijk. Volgens Reef is het een kwestie van tijd voordat iemand succesvol een FIFA of betrokken bouwbedrijf bij een internationaal gerechtshof voor de rechter sleept. ‘Daar zijn ze bang voor. Maar juridisch gezien blijkt het bepalen van wie precies verantwoordelijkheid draagt voor mensenrechtenschendingen rondom sport enorm ingewikkeld. Het is makkelijk sportorganisaties de kop van jut te laten zijn, maar er zijn heel veel stakeholders.’

De FIFA en het IOC zijn inmiddels serieus beleid gaan ontwikkelen op het gebied van mensenrechten. In Genève zit sinds 2018 een Centre for Sport and Human Rights. ‘Binnen sportorganisaties zitten nu ook mensen voor wie de maatschappelijke rol van sport ertoe doet’, zegt Reef. ‘In de jaren 80 en 90 was de Spanjaard Juan Antonio Samaranch voorzitter van het IOC, die was in de Franco-tijd actief geweest en liet zich aanspreken met Zijne Eminentie. Nu zit daar een hervormingsgezinde Duitser die ook genderongelijkheid binnen het IOC wil aanpakken.’ Ook binnen de KNVB veranderen er dingen. ‘Nederland is een grote speler op voetbalwereldniveau en heeft veel bestuurders voor de UEFA geleverd. De KNVB probeert daar nu mensenrechten en discriminatie te agenderen. Ze nemen hun maatschappelijke taak tegenwoordig serieuzer’, zegt Reef.

Contract met gaststeden

Op papier zijn de veranderingen zichtbaar, hoe die precies in de praktijk uitpakken moet nog blijken. Reef: ‘Het IOC heeft bijvoorbeeld besloten om met toekomstige gaststeden een contract te tekenen waarin staat dat het gastland internationale mensenrechtenverdragen in acht neemt - in relatie tot het directe event - zoals die daar toepasbaar zijn. Dat klinkt heel goed, maar in China zou dat betekenen dat de genocide op de Oeigoeren erbuiten valt, want die heeft niets met de Spelen te maken. En stel dat Rusland gastland is: in die grondwet staat dat het huwelijk uitsluitend is tussen man en vrouw, dat contract dwingt dus niet het respecteren van andere relaties af.’

Qatar of China waren op voorhand al bedenkelijke keuzes. Waarom kiezen sportorganisaties dan toch voor zulke gastlanden? Reef geeft drie redenen. De eerste is een symbolische: sport is van de hele wereld en evenementen kunnen niet alleen in het Westen gehouden worden. De tweede is een commerciële reden: landen gebruiken zo’n sportevenement om zichzelf te etaleren en stoppen er heel veel geld in. IOC en FIFA zijn naast sportorganisaties ook commerciële instituten, dus dat en het aanboren van nieuwe markten is voor hen aanlokkelijk. De derde reden hangt samen met die megalomanie. ‘Ze kunnen niet meer overal terecht. In Oslo wilden ze de Winterspelen van 2022 in eerste instantie graag hebben, tot de mensen van het IOC kwamen en zeiden: we willen privéchauffeurs, eigen rijbanen. Toen zei Noorwegen: dat gaan we niet doen. Omdat die sportevenementen zo groot zijn geworden en met zo’n eisenpakket komen, is de bereidheid in het Westen maar ook nu in Japan met de Spelen van Tokyo sterk afgenomen’, zegt Reef.

Wie wil nog?

De schaduwkanten van zulke evenementen zijn voor sportorganisaties lastig te managen. Grote angst van het IOC en de FIFA: willen landen nog wel gastland zijn als het zo ingewikkeld wordt? ‘In de afgelopen tien jaar zijn er bijna vijftien referenda geweest, waarvan de uitslag tegen het houden van een groot sportevenement was. Toen het IOC de Zomerspelen van 2024 gingen aanwijzen was er een negatief referendum in Boston. In Hamburg ook. In Boedapest ondertekenden een kwart miljoen mensen een anti-Olympische petitie. Los Angeles en Parijs bleven over en omdat het IOC bang was om in 2028 niemand te vinden, hebben ze de unieke stap genomen om Parijs de Spelen van 2024 te geven en LA alvast die van 2028 toe te kennen.’

Volgens Reef zijn er in de toekomst twee ontwikkelingen mogelijk. De eerste is dat sportorganisaties vaker uitwijken naar ondemocratische niet-westerse landen, zeker ook omdat de bereidheid in het Westen afneemt om miljarden uit te trekken voor zo’n event. De andere mogelijkheid is dat toernooien kleiner worden en verspreid over landen, zoals nu al gebeurt bij het EK Voetbal. ‘Het IOC probeert door alle protest weg te stappen van wat het zelf gigantisme noemt richting kleinere Spelen met een gebalanceerdere maatschappelijke impact’, weet Reef. Naast mensenrechten zijn namelijk duurzaamheid en klimaatverandering toekomstige hoofdpijndossiers.

Sluis

Hoe dan ook: de sluis tussen politiek en sport is geopend – door de sportwereld zelf – en kan niet meer dicht. Reef: ‘Nu de bonden mensenrechten hebben omarmd, kunnen ze niet meer terug. Het argument ‘sport is geen politiek’ gaat niet meer op. De vraag is niet meer óf sport iets met mensenrechten te maken heeft, maar hoe. Daarmee is het een politieke discussie geworden. Sportorganisaties zijn van het negeren van een boycotoproep van Freek de Jonge naar aan tafel zitten met Amnesty International gegaan. Dat is al een enorme verandering.’

hpn sport politic.jpg